Niemand hoeft mij te vertellen dat ik koppig ben want daar ben ik me wel van bewust. Maar sinds ik kinderen heb weet ik pas hoe irritant het is. Hoezo je wilt geen jas aan? Het is 6 graden buiten en het regent… Je lust geen pindakaas? Je hebt in een week tijd bijna een pot van dat spul naar binnen gewerkt. Je hebt wél een blauwe broek aan! Zucht. Koppigheid is zeer, zeer vermoeiend.
Om me hier tegen te wapenen, gebruikte ik een techniek die vaak door wanhopige ouders wordt ingezet: De dreigementen. Luisteren, anders mag je vanavond geen TV kijken tijdens het koken. Ophouden, anders moet je vroeg naar bed. Of een klassieker voor het slapen gaan: Opschieten, anders lees ik geen boekje voor. Ik was me hier nooit zo van bewust. Het was Rachelle die me hier op wees. “Heb je door dat je altijd dreigt? En weet je dat dat helemaal geen zin heeft? Die dochter van ons is slim genoeg om te beseffen dat je het toch niet meent.” Waarop ik zo iets zei als “Ik dreig helemaal niet, ik noem alleen de consequenties van wat er gebeurt als ze niet luistert.”
De volgende dag: “Niet spelen met je krentenbol, we hebben haast… Ylva, hou op met spelen met je krentenbol, je moet zo naar school…Als je nu niet heel snel je krentenbol opeet dan…dan…krijg je nooit meer een krentenbol!” Ylva keek me aan en begon heel hard te lachen. Rachelle trouwens ook. Sindsdien dreig ik niet meer. Tenzij ik echt wanhopig ben…
Reacties zijn gesloten.